Introductiepagina Overzicht Basisfuncties Speciale functies Afbeelding verrijken

Hoe kan ik…. Verklarende woordenlijst


Geavanceerde functies

Nadat u vertrouwd bent geraakt met de basisfuncties voor scannen, kunt u deze paragraaf raadplegen voor extra scanfuncties die u behulpzaam kunnen zijn bij het verkrijgen van een gescande afbeelding die naar wens is.

 

 

Klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten.

Afbeelding roteren/spiegelen

Lijst met opdrachten gebruiken (meervoudige scan of batch-scan maken)

Scanprogramma opstellen

Uitvoergrootte van de afbeelding instellen

Het venster Proef gebruiken

Menu's

 

 

 

 

Afbeelding roteren/spiegelen

Met de knop S/R (of F/R: "Flip/Rotate") kunt u een afbeelding spiegelen en roteren. De "S" staat voor spiegelen en daarmee wordt een afbeelding gespiegeld om de horizontale of verticale as. Aan de "R" in het midden van de knop en aan de pijlen eromheen is te zien hoe de afbeelding geroteerd is.

Klik op het pictogram S/R om het dialoogvenster Spiegelen/roteren te activeren, waarin ook de effecten van roteren en spiegelen worden weergegeven. U ziet voorbeelden van spiegelen en roteren in het dialoogvenster. Klik op de juiste knoppen om de gewenste wijzigingen aan te brengen.

Zie ook: Selectiepijl roteren.

 

 

Lijst met scanopdrachten gebruiken (meervoudige scan of batch-scan maken)

Met MagicScan kunt u, om tijd te besparen, meerdere afbeeldingen tegelijk scannen. Meervoudige scan en Batch-scan zijn de twee facultatieve scanmethoden voor het verwerken van afbeeldingen. Voor informatie over het gebruik van een lijst met opdrachten raadpleegt u de paragraaf Scanprogramma opstellen.

Met een batch-scan kunt u bij elke scanbewerking meer dan één afbeelding inlezen en alle afbeeldingen verwerken in een "enkelvoudig proces van de scanner". De scanner kalibreert één keer voordat de eerste afbeelding wordt gescand. Batch-scan is een goede keuze als de afbeeldingen alle met dezelfde instellingen moeten worden gescand, bijvoorbeeld dezelfde resolutie, dezelfde waarden voor lichtste en donkerste punt, enzovoort.

Met een meervoudige scan kunt u bij elke scanbewerking meer dan één afbeelding inlezen en alle afbeeldingen verwerken in "meerdere processen van de scanner". De scanner kalibreert vóór elke scan en keert na het scannen terug naar de uitgangspositie. Bij deze vorm van scannen kunnen de instellingen van de diverse te scannen afbeeldingen verschillend zijn.

Functie van elk hulpmiddel:

Dupliceren: De huidige opdracht wordt gedupliceerd.

Naam wijzigen: De bestandsnaam wordt gewijzigd. Deze opdracht is alleen geldig voor de optie "Naar bestand scannen".

Info: De huidige status van de opdrachten wordt weergegeven.

Vuilnisbak: Klik op dit pictogram om geselecteerde opdrachten ongedaan te maken.

Naar bestand scannen

Als u met MagicScan een scan uitvoert, wordt de gescande afbeelding automatisch opgeslagen. U kunt op "Naam wijzigen" klikken om de bestandsnaam of het bestandsformaat te wijzigen. Het dialoogvenster Opslaan als verschijnt. Bij "Lijst met bestanden van type" selecteert u het juiste bestandstype. U kunt kiezen uit TIFF(TIF), Bitmap(BMP), PCX(PCX), Photoshop3.0.5(PSD) of JPEG(JPG).

Nadat u een bestandstype hebt gekozen, kiest u nog een pad en directory in de keuzelijst "Directory’s" en typt u de bestandsnaam in het tekstvak "Bestandsnaam". Klik op "OK" om de keuzen te bevestigen en het dialoogvenster te sluiten of klik op "Annuleren" om het venster te sluiten zonder de wijzigingen door te voeren.

JPEG Compressie

Als u JPEG kiest, dient u ook de compressiekwaliteit van de afbeelding te selecteren. Kiest u een instelling tussen Goed en Uitstekend, dan zal de kwaliteit van de desbetreffende afbeelding hoog zijn maar is het bestand minder gecomprimeerd dan een bestand waarvoor u de kwaliteit instelt tussen Redelijk en Goed.

 Scanprogramma opstellen

  1. Klik op het hulpmiddel Toevoegen en versleep de aanwijzer. De bovenkanten van een nieuw kader verschijnen in het voorbeeldvenster terwijl u de muis versleept. U kunt ook een nieuw kader maken door "Nieuw" te kiezen uit het menu Kader. Wanneer een nieuw kader gemaakt is, wordt dit toegevoegd aan de lijst met scanopdrachten.
  2. Als u "Dupliceren" kiest uit het menu Kader terwijl een batch-opdracht wordt uitgevoerd, wordt een nieuwe opdracht gemaakt in het dialoogvenster Lijst scanopdrachten.
  3. Kies het Kader-hulpmiddel en klik in het nieuwe kader om dit actief te maken. Wanneer het nieuwe kader (of een volgend kader) actief is, zijn alle MagicScan-opdrachten alleen van toepassing op dat kader.

    Opmerking: Wanneer een nieuw kader is toegevoegd met behulp van het Kader-hulpmiddel, kunt u de positie ervan aanpassen door dit hulpmiddel te kiezen en het kader te verslepen vanuit elk willekeurig punt binnen dit kader.
  4. Selecteer voor het actieve kader de gewenste opdrachten voor het instellen van de scan en eventuele voorbewerking.
  5. Het corresponderende miniatuur in het dialoogvenster Lijst scanopdrachten kunt u naar wens bevestigen, verwijderen of wijzigen.

    Telkens wanneer u een nieuw bewerkingskader toevoegt, verschijnt een miniatuur in het dialoogvenster Lijst scanopdrachten. Ook wordt voor het nieuwe bewerkingskader een nieuw rapport met afbeeldingsinformatie gegeven. Van elke afbeelding in Lijst scanopdrachten kunt u het rapport met afbeeldingsinformatie opvragen door de corresponderende regel in Lijst scanopdrachten te selecteren en vervolgens de knop Info te kiezen.

    Opmerking: U kunt de naam van een afbeelding in de programmalijst wijzigen door de afbeelding in de lijst te selecteren en vervolgens op de knop "Naam wijzigen" te klikken. Als u de afbeelding uit de lijst wilt verwijderen, klikt u op "Verwijderen".
  6. Klik op "Scan" om met de uitvoering van het programma te beginnen.

Wanneer het scanprogramma naar wens is, klikt u op "Scan" om de uitvoering te starten. Als het programma voltooid is, komt de scanner tot rust. MagicScan wacht dan op verdere aanwijzing van de gebruiker.

Uitvoergrootte van de afbeelding instellen

U kunt een afbeelding automatisch vergroten of verkleinen terwijl deze wordt gescand door een schaalfactor in te stellen. De gekozen schaalfactor, waarvan het bereik afhankelijk is van het door u geselecteerde afbeeldingstype, beïnvloedt de afgedrukte uitvoer van de scan.

De hoogte of breedte kan afzonderlijk worden ingevoerd door te klikken op de afbeelding koppeling om de koppeling tussen de tekstvakken Hoogte en Breedte te verbreken. U kunt deze waarden ook wijzigen door het selectiekader rechtstreeks aan te passen. De standaardwaarden die aanvankelijk in deze tekstvakken worden weergegeven, zijn gewoon de hoogte en breedte van het standaard selectiekader.

Zo wijzigt u de waarden in het tekstvak Hoogte of Breedte:

  1. Typ de gewenste waarden voor hoogte en breedte in het bewerkingsvenster voor Hoogte en Breedte.
  2. De maateenheid kan worden gewijzigd in inch, centimeter, millimeter, pixel, pica of procenten van de oorspronkelijke afmetingen van de afbeelding, door de gewenste maateenheid de kiezen uit de keuzelijst Eenheid aan de rechterkant van de tekstvakken Hoogte en Breedte.
  3. U kunt voorkomen dat de afbeelding vervormt wanneer u de waarden voor hoogte en breedte verandert door de figuur Koppeling te kiezen aan de rechterkant van het venster Hoogte of Breedte. Als Koppeling geselecteerd is (wat wordt aangegeven door een afbeelding van een ongebroken "ketting") hoeft u slechts een waarde in te voeren voor ofwel de hoogte, ofwel de breedte. De andere waarde wordt berekend en automatisch toegepast om de verhouding tussen hoogte en breedte van het selectiekader intact te houden. Vergrendeling van de verticale en horizontale schaal verzekert dat er geen vervorming kan optreden.

    Opmerking: De grootte van het uitvoerbestand van een afbeelding staat in een bepaalde verhouding tot zowel de hoogte als de breedte. Als dus de waarden voor hoogte en breedte worden verdubbeld, worden de afmetingen van de afbeelding en de grootte van het afbeeldingsbestand verviervoudigd.

    Denk erom dat als u geen waarden hebt ingevoerd in de bewerkingsvensters, de standaardwaarden van deze bewerkingsvensters de afmetingen van het huidige selectiekader zijn. Deze waarden worden gewijzigd als het kader wordt vergroot/verkleind of opnieuw getekend. Als u echter wel waarden hebt ingevoerd in de bewerkingsvensters, blijven deze waarden van kracht, ook al verandert u het selectiekader.

    De maximale instellingen voor Grootte van de afbeelding zijn afhankelijk van de hoeveelheid ruimte die het programma vindt om de resulterende afbeelding op te slaan en van de capaciteit van apparatuur en software van uw scanner.

    Indien de layout van het kader belangrijk voor u is, stelt u de uitvoergrootte in voordat u het kader instelt. Anders stelt u eerst het kader in en past u de grootte van het kader later aan.

Het venster Proef gebruiken - Afbeelding vooraf bekijken

Voordat u op SCAN klikt om de afbeelding te scannen, kunt u kijken of de afbeelding naar wens is en eventueel de instellingen van de scanner aanpassen. MagicScan biedt u het venster Proef waarin u de afbeelding kunt bekijken voordat u deze daadwerkelijk wordt gescand.

Afhankelijk van de instellingen in het besturingsvenster van de scanner, toont het venster Proef hoe een afbeelding er na het scannen zal uitzien wanneer u op de knop PROEF klikt.

Door op PROEF te klikken, wordt het venster Proef geopend. De resolutie van de proefafbeelding verschilt van de instelling voor resolutie die u in het besturingsvenster van de scanner hebt gekozen. Het venster Proef geeft u een nauwkeuriger afbeelding dan het venster Voorbeeld. Behalve de resolutie is de afbeelding die in het venster Proef wordt getoond, vrijwel identiek aan de gescande afbeelding die wordt getoond op het hoofdscherm van de toepassingssoftware wanneer u op de knop Scan klikt. Bent u tevreden over de afbeelding, dan klikt u op OPSLAAN om de afbeelding op te slaan of op SLUITEN om het venster Proef te sluiten.

Opmerking: Als u op OPSLAAN klikt om de afbeelding in het venster Proef op te slaan, is de resolutie van de afbeelding lager dan wanneer u de afbeelding scant met behulp van de knop SCAN. Als u een hogere resolutie wilt voor de gescande afbeelding, dient u uit het venster Proef te gaan en op SCAN te klikken.

Opmerking: De proefafbeelding is alleen bestemd voor weergave op een monitor. Dat wil zeggen dat de resolutie voor de afbeelding 75dpi is.

Verder kunt u in het venster Proef het dialoogvenster Verrijken oproepen, waar u ook de kleur van de gescande afbeelding kunt aanpassen. Klik op de knop in de rechterbovenhoek van het venster Proef. Het venster Verrijken wordt op het scherm weergegeven. Pas de instellingen aan om de kleur van de gescande afbeelding (zoals getoond in het venster Proef) naar wens te veranderen.

 

Menu’s

Er zijn vier menu’s: Instellingen, Kader, Info en Afbeelding. Via deze menu’s kunt u voor de gescande afbeelding de gewenste instellingen opgeven, de kleur aanpassen en informatie opvragen. Voor meer informatie kunt u op één van de onderstaande menutitels klikken:

Instellingen Kader
In het menu Instellingen vindt u opdrachten voor het laden, opslaan en herstellen van instellingen, het opgeven van voorkeuren, enzovoort. Het menu Kader bevat opdrachten waarmee u kaders kunt maken, verwijderen, dupliceren en een andere naam geven.
Afbeelding Info
In het menu Afbeelding kunt u de opties instellen voor de bewerking van afbeeldingen. Dit menu is hetzelfde als het snelmenu in het venster Scannerkeuze. Het menu Info toont informatie over de scanner en de software.

 

 

 

Instellingen

Via het menu Instellingen kunt u instellingen laden, opslaan en herstellen, voorkeuren opgeven, enzovoort.

Instellingen laden De opgeslagen instellingen worden hersteld.

Instellingen opslaan De huidige instellingen worden opgeslagen.

Instellingen opslaan als De huidige instellingen worden opgeslagen onder een bestandsnaam naar keuze.

Standaardinstellingen De oorspronkelijke standaardinstellingen worden hersteld.

Opslaan als standaard De huidige instellingen worden als standaardinstellingen opgeslagen.

Instellingen herstellen De instellingen waarmee het product de fabriek verlaat, worden hersteld.

Gamma monitor Hiermee regelt u de gammawaarde van de monitor.

Grootte voorbeeld Hiermee stelt u de grootte van het voorbeeldgebied in.

Eenheid Met deze optie stelt u in welke eenheden worden gebruikt bij het meten.

Voorkeuren Hiermee stelt u de voorkeuren voor MagicScan in.

Lenskeuze Hier kiest u welke lens wordt gebruikt bij het scannen met een bepaald model scanner.

Lampintensiteit Hier kiest u welke lampintensiteit wordt gebruikt door de lamp van een bepaald model scanner.

Auto Focus pas de focusinstelling voor negatieven en transparanten voor verschillende modellen aan.

 

Instellingen laden

Met de optie Instellingen laden kunt u eerder opgeslagen instellingen voor scans laden. Het dialoogvenster Instellingen laden heeft twee extra opties in de vorm van aankruisvakjes, die zich bevinden in de rechterbenedenhoek van het dialoogvenster.

Overschrijven: met deze optie kunt u de opdrachten die zich op dat moment bevinden in de lijst met meervoudige scanopdrachten vervangen door de opdrachten die u opgeeft in het dialoogvenster Instellingen laden.

Toevoegen: met deze optie voegt u de opdrachten uit het dialoogvenster Instellingen laden toe.

Zo laadt u eerder opgeslagen instellingen:

  1. Kies "Instellingen laden" uit het menu Instellingen. Het dialoogvenster Instellingen laden verschijnt en u wordt gevraagd om het gewenste bestand te selecteren.
  2. Selecteer het gewenste bestand uit de lijst met bestandsnamen.
  3. Klik op "OK" om de instellingen te implementeren en terug te keren naar het venster MagicScan.
  4. Klik op "Annuleren" om terug te keren naar het venster MagicScan zonder de geselecteerde instellingen door te voeren.

Instellingen opslaan

Als u instellingen hebt geladen van een bestand dat u eerder hebt opgeslagen en u hebt gedurende de scanprocedure deze instellingen gewijzigd, kunt u de optie Instellingen opslaan uit het menu Instellingen gebruiken om de wijzigingen op te slaan.

  1. Breng de gewenste wijzigingen in de instellingen aan.
  2. Kies Instellingen opslaan uit het menu Instellingen.

De instellingen worden bijgewerkt met de door u aangebrachte wijzigingen.

Instellingen opslaan als…

Met deze optie kunt u wijzigingen in de huidige instellingen opslaan onder een nieuwe bestandsnaam.

Het dialoogvenster Instellingen opslaan als... bevat opties voor meervoudige en batch-scans in de vorm van aankruisvakjes, die zich bevinden in de rechterbenedenhoek van het dialoogvenster.

Huidige opdracht: deze optie slaat alleen de opdracht op die op dat moment geselecteerd is.

Alle opdrachten: deze optie slaat alle opdrachten uit het dialoogvenster Lijst met meervoudige scanopdrachten op met de huidige instellingen uit het venster Scannerkeuze.

Als u geen instellingenbestand hebt geladen met behulp van de optie "Instellingen laden" wordt u gevraagd de huidige instellingen op te slaan onder een nieuwe bestandsnaam. Zie de optie "Instellingen opslaan als…".

Zo slaat u de instellingen op met een nieuwe bestandsnaam:

  1. Breng de gewenste wijzigingen aan in de huidige instellingen.
  2. Kies de optie "Instellingen opslaan als…" uit het menu Instellingen. Het dialoogvenster Instellingen opslaan als verschijnt.
  3. Typ de nieuwe naam voor de instellingen bij Bestandsnaam of selecteer een bestandsnaam uit de keuzelijst.
  4. Selecteer de gewenste directory.
  5. Klik op "OK" om het nieuwe bestand te maken.
  6. Klik op "Annuleren" om het venster te verlaten zonder de opdracht uit te voeren.

 

Standaardinstellingen

Deze optie laadt automatisch de standaardinstellingen opnieuw en implementeert deze.

Zo laadt u de standaardinstellingen opnieuw:

  1. Kies "Standaardinstellingen" uit het menu "Instellingen".
  2. De "Standaardinstellingen" worden automatisch geïmplementeerd en eventuele wijzigingen die u hebt aangebracht worden overschreven.

U wordt aangeraden eventuele wijzigingen op te slaan in een instellingenbestand voordat u de optie Standaardinstellingen kiest.

Opslaan als standaard

Kies "Opslaan als standaard" om een instellingenbestand te maken dat de huidige instellingen gebruikt als aangepaste standaardinstellingen.

Instellingen herstellen

Als u de instellingen van MagicScan wilt terugstellen naar de standaardinstellingen die in de fabriek zijn ingesteld, kiest u "Instellingen herstellen".

Gamma monitor

Door het gamma van de monitor te kalibreren, wijzigt u selectief de helderheid in het middentintengebied van de kleuren die op de monitor worden weergegeven. Op deze manier kunnen de kleuren zoveel mogelijk in overeenstemming worden gebracht met de kleurschakeringen van de oorspronkelijke afbeeldingen.

Gamma monitor-kalibratie corrigeert de verschillen in monitors als gevolg van veroudering of verschillende fabricageprocessen. Gamma monitor moet periodiek worden uitgevoerd om de veranderingen die in de loop der tijd optreden in een monitor te compenseren. Met deze opdracht kunt u selectief de helderheidskwaliteit in de middentintgebieden van de monitorweergave aanpassen, zodat de kleurschakeringen van de oorspronkelijke afbeeldingen zoveel mogelijk worden benaderd. Gamma monitor-correctie is nodig vanwege de verschillen in kleurweergavekarakteristieken van monitors.

  1. Open het menu Instellingen en kies "Gamma monitor…". Het venster Gamma monitor wordt weergegeven.
  2. Controleer of het keuzevakje R, G, B-gammawaarden gelijk houden geselecteerd is (standaard) om de waarde in alle kanalen identiek te houden. Als u dan de waarde voor Rood aanpast, worden de waarden voor Groen en Blauw automatisch aangepast in overeenstemming met de waarde voor Rood.
  3. Als u elk kanaal afzonderlijk wilt instellen, klikt u op het keuzevakje R, G, B-gammawaarden gelijk houden om de selectie ongedaan te maken.
  4. Verplaats de schuiven om het grijsniveau aan te passen. Probeer het grijsgestreepte gebied zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met het grijsvenster, om het beste gamma voor de monitor te verkrijgen.

Grijstintengamma corrigeren

De beste benadering voor het corrigeren van de waarden van het grijstintengamma is om zoveel mogelijk eventuele verschillen in de kleurschakering van het grijsvoorbeeld te elimineren door gebruik te maken van één, meerdere of alle schuifbalken die zich aan de rechterkant van de kleurvoorbeelden bevinden. Wanneer het grijsvoorbeeld er uniform uitziet, klikt u op "OK" om de gamma monitor-correctie voor grijstinten te voltooien.

U kunt ook experimenteren met het wijzigen van de gammawaarden voor de afzonderlijke kleurvoorbeelden. Klik op de knop "Standaard" om terug te keren naar de standaardwaarden voor Gamma monitor. Klik op "Annuleren" om het dialoogvenster Gamma monitor te verlaten zonder wijzigingen aan te brengen.

U ziet afwisselend licht en donker getinte of gestreepte gebieden in de voorbeelden voor Rood, Groen, Blauw en Grijs.

Grootte voorbeeld

Hier kunt u het maximale gebied instellen dat moet worden gescand. Nadat u deze optie hebt geselecteerd, verschijnt een submenu. Kies de gewenste grootte.

Eenheid

Kies de eenheid waarin u de afmetingen van een afbeelding wilt uitdrukken uit het submenu "Eenheid". U kunt kiezen uit inch, cm, mm, pixel, pica en punten.

Voorkeuren

Met deze optie kunt u een aantal voorwaarden opgeven voordat u gaat scannen. Als u deze opdracht kiest, wordt het dialoogvenster Voorkeuren verdeeld in twee afdelingen: Algemeen en Scankwaliteit.

In het dialoogvenster wijzigt of bevestigt u de volgende instellingen:

Algemeen:

Voorbeeldafbeelding aanhouden - Als u dit aankruisvakje selecteert, wordt de voorbeeldafbeelding die bij het laatste voorbeeld werd gemaakt, opnieuw weergegeven wanneer MagicScan de volgende keer wordt gestart.

Huidige instellingen aanhouden - Als u dit aankruisvakje selecteert, blijven alle keuzen en instellingen die bij de laatste scan van toepassing waren behouden en worden zij opnieuw van kracht wanneer u de volgende keer MagicScan opent. Als "Huidige instellingen aanhouden" niet geselecteerd is, worden de in de fabriek ingestelde keuzen en instellingen van kracht wanneer u MagicScan de volgende keer opent. (U kunt de in de fabriek ingestelde keuzen en instellingen op elk gewenst moment van kracht laten worden door op "Instellingen herstellen" in het menu Instellingen te klikken.)

Knopinfo aan - Als u dit aankruisvakje hebt geselecteerd, zet u de knopinfo aan. U kunt de muis boven een knop houden of op een knop klikken om een korte beschijving van die knop te krijgen. Als "Knopinfo aan" niet geselecteerd is, wordt geen knopinfo afgebeeld.

Scankwaliteit

Kwaliteitsscan - Kies Kwaliteitsscan voor een nauwkeurige kalibratie van de scanner. Dat betekent wel dat de scanner meer tijd nodig heeft.

Snelle scan - Kies Snelle scan om een scan snel te maken. Deze optie is met name nuttig als u wilt experimenteren met de scanner.

 

Lenskeuze (voor een bepaald model scanner)

Met deze optie kunt u de lenzen in de scanner configureren. De optie verschijnt alleen in het menu Instellingen wanneer een scanner met twee lenzen geïnstalleerd is.

Deze optie geeft gebruikers de mogelijkheid hun lens in te stellen op hoog vermogen of laag vermogen. De standaardinstelling zal in de meeste gevallen automatisch geschikt zijn. Bij het instellen houdt de scanner rekening met het selectiekader en schakelt dan automatisch over naar de meest geschikte lens voor de te maken scan.

Lens met hoog vermogen: maximale resolutie mogelijk.
Lens met laag vermogen: maximaal gebied mogelijk.

Lampintensiteit (voor een bepaald model scanner)

Via deze optie kunt u in het dialoogvenster Lampintensiteit de intensiteit van de lamp instellen. De optie is alleen beschikbaar voor bepaalde scanners. Als u deze optie kiest, wordt het dialoogvenster Lampintensiteit weergegeven.

Klikt u op het aankruisvakje Automatische lampintensiteit, dan regelt de scanner de intensiteit van het licht automatisch. Voor de meeste scans zal het voldoende zijn om MagicScan de lampintensiteit automatisch te laten regelen.

Als dit vakje geselecteerd is, zijn alle andere opties niet van toepassing. Er is dan ook geen schuifbalk zichtbaar.

Met de schuifbalk kan de gebruiker de intensiteit van de lamp handmatig instellen. Daarbij staat -100 voor de laagste intensiteit en 100 voor de hoogste intensiteit.

Als u op de knop "Annuleren" klikt, verlaat u het dialoogvenster zonder de instellingen te wijzigen.

Klik op "OK" om de wijzigingen aan te brengen en het dialoogvenster te verlaten.

 

Auto Focus (voor het specifieke scannermodel)

This setting is used to bring the scanned document on the object glass into focus for scanning.

This function ensures focus accuracy when you scan an image. To use it, choose "Auto Focus" from the Settings menu. A dialog box appears. Two types of options are allowed for you to choose. Check the "ON" option, it will take a little bit more time to complete the scan. If you choose "OFF" option, the scanner will not do an auto focus while scanning images.

To make Auto Focus work correctly, when you set settings in Scanner Control, choose 35mm Slide Tray/Frame Holder/Negative Film Holder if you want to scan films or slides with frame holders. Otherwise please choose Reflective /Transmissive /Negative.

Menu Kader

Nieuw Verwijderen
Met deze optie wordt een nieuw kader gemaakt. De optie doet precies hetzelfde als het hulpmiddel Toevoegen in het voorbeeldvenster.
  1. Kies "Nieuw" uit het menu Kader. Het dialoogvenster Nieuw kader verschijnt.
  2. Typ de waarden voor de afmetingen van het nieuwe kader.
  3. Als u uw keuzen gemaakt hebt, klikt u op "OK". Zodra het kader is gemaakt, verschijnt het venster Lijst scanopdrachten.
  4. Klik op "Annuleren" om het venster te verlaten zonder de opdracht uit te voeren.
Met deze optie verwijdert u een geselecteerd kader uit het venster Voorbeeld en uit Lijst scanopdrachten.
Dupliceren Naam wijzigen
Met deze optie dupliceert u een kader en plaatst u het in Lijst scanopdrachten. Met deze optie kunt u scanopdrachten in Lijst scanopdrachten een andere naam geven.

 

Menu Afbeelding

In MagicScan zijn er twee manieren waarop u de basisinstellingen voor een afbeelding kunt regelen:

Klik op een van de onderstaande onderwerpen als u meer informatie wilt over de opdrachten van het menu Afbeelding.

Scanmodus

Origineel

Resolutie

Filter

Effenen

 

 

Scanmodus

Bij Scanmodus geeft u de modus op waarmee de afbeelding moet worden gescand. MagicScan biedt u de volgende mogelijkheden.

RGB-kleur

De scanner legt voor elke beeldpunt (pixel) van de gescande afbeelding 24 bits (of 30/36/42 bits) aan kleurinformatie vast. Hierdoor zijn meer dan 16 miljoen kleuren mogelijk. Dit afbeeldingstype gebruikt hetzelfde schema voor kleursynthese als wordt gebruikt door computermonitors en televisies. RGB betekent eenvoudig Rood-Groen-Blauw; dit zijn de additieve primaire kleuren. Additief verwijst hier naar het toevoegen of mengen van licht van verschillende kleuren. Het vermengen van gelijke verhoudingen volledig verzadigd rood, groen en blauw licht resulteert in wit licht. Dit is de manier waarop er op uw kleurentelevisie of kleurenmonitor wit wordt weergegeven. De schijfruimte die nodig is voor het opslaan van 24-bits true color-afbeeldingen is aanzienlijk. Een 3-00-dpi true color-afbeelding op A4-formaat vraagt bijvoorbeeld 24 megabyte (MB) opslagruimte.

True Color, CMYK

Als u True Color, CMYK kiest, worden de 3-kanalen RGB-kleurenafbeeldingen geconverteerd naar 4-kanalen CYMK-kleurenafbeeldingen (Cyan, Magenta, Yellow en Black = cyaan, magenta, geel en zwart) met behulp van een speciaal transformatieproces. De meeste kleurenprinters maken gebruik van CMYK-kleuren. Als de scan is voltooid, wordt de afbeelding doorgegeven aan de toepassing voor het bewerken van afbeeldingen en zijn uw afbeeldingen klaar om te worden afgedrukt op een kleurenprinter.

Een CMYK-afbeelding kunt u opslaan als bestandsformaat .TIF of .PSD. Aangezien de meeste monitors kleuren weergeven in 3-kanalen RGB, wordt een RGB-"simulatie" weergegeven in het hoofdvenster van de toepassing voor het bewerken van afbeeldingen.

MagicScan voert deze conversies en simulaties uit aan de hand van het printerprofiel. U krijgt de meest nauwkeurige conversie en simulatie die mogelijk is als u een MagicScan-printerprofiel kiest dat uw printer zo precies mogelijk beschrijft.

CMYK - deze scanmodus is beschikbaar wanneer Magic Match of IPM is opgeroepen.

CIE Lab

Comission Internationale de L'Eclairage. Deze commissie standaardiseert kleurendefinities sinds 1931.

Een bepaalde kleur kan worden samengesteld uit de additieve kleuren rood, groen en blauw. Als verschillende waarnemers dezelfde specifieke kleur proberen samen te stellen, moeten echter de hoeveelheden rood, groen en blauw die worden samengevoegd, worden aangepast om hetzelfde effect te krijgen. De commissie CIE heeft de Standaard Waarnemer gedefinieerd; deze ziet dieprood, diepgroen en diepblauw op de respectievelijke golflengten 700, 546.1 en 435.8 nm. Als deze kleuren vanuit bronnen met dezelfde hoeveelheid energie worden toegevoegd, is standaard wit licht zichtbaar.

Kleurenruimten, zoals RGB en CMYK, zijn apparaatafhankelijk. Met andere woorden, u kunt met hetzelfde doelobject per scanner verschillende RGB-waarden verkrijgen. Een apparaatonafhankelijk kleurenruimte is nodig om kleuren tussen verschillende apparaten door te geven. Meestal wordt het CIE Lab gebruikt als tussenliggende kleurenruimte. De RGB-kleurenmodi van de scanner worden omgevormd naar de CIE Lab-modus, waardoor een unieke set natuurlijke kleuren ontstaat. De CIE Lab-kleuren worden vervolgens doorgegeven aan een aangesloten apparaat, waarna ze worden geconverteerd naar de RGB- of CMYK-modus van dat betreffende apparaat. Het uiteindelijke resultaat wordt op de monitor of de printer weergegeven. Deze methode kan lastig zijn omdat veel geheugen en tijd nodig is voor matrixtransformaties.

Het CIE Lab bestaat uit 3 componenten: L, a en b. L staat voor de helderheid van een kleur binnen een bereik van 0 en 100. Hoe hoger de waarde, hoe helderder de kleur. De waarden a en b staan voor de "kleur"componenten van een kleur, inclusief de kleurschakering en kleurdiepte. Deze waarden hebben een bereik van -128 tot 128: a geeft de hoeveelheden rood (+) of groen (-) in een bepaalde kleur aan; b geeft de hoeveelheden geel (+) of blauw (-) aan.

CIE Lab - deze scanmodus is alleen beschikbaar wanneer Magic Match is opgeroepen.

sRGB

Hewlett-Packard en Microsoft hebben de sRGB (standaard RGB) kleurenstandaard voorgesteld om een set kleurwaarden te definiëren die door verschillende afbeeldingsapparaten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Normaal gesproken staat RGB voor de primaire kleuren rood, groen en blauw. Deze kleuren kunnen worden samengevoegd om verschillende kleuren te produceren. Het RGB-kleurensysteem wordt gebruikt om kleuren op monitoren en dia's weer te geven. Dit in tegenstelling tot het CMYK-systeem (dat hier verder niet wordt besproken) dat wordt gebruikt om kleuren op afdrukken weer te geven. Door het toevoegen van gelijke hoeveelheden dieprood, diepgroen en diepblauw krijgt u zuiverwit. Als deze primaire kleuren ontbreken, krijgt u zwart.

Hoewel het CIE Lab-kleurensysteem een eenduidige manier biedt voor het identificeren van kleuren, is het weergeven of afdrukken met behulp van dit systeem toch moeilijk omdat veel toepassingen het niet herkennen.

Als u een object scant met behulp van de sRGB-modus en de gescande afbeelding vervolgens naar een toepassing of apparaat stuurt dat sRGB niet ondersteunt, behoren de kleuren voldoende te worden gereproduceerd zonder dat te veel RGB-gegevens verloren gaan.

Als u echter een afbeelding naar een toepassing of apparaat stuurt dat wel sRGB ondersteunt, krijgt u een getrouwe weergave van de kleuren van het origineel. Dit komt omdat alle apparaten die de sRGB standaard gebruiken een bepaalde kleur altijd met dezelfde waarde combineren en vice versa. De standaard garandeert dat kleureninformatie accuraat tussen verschillende apparaten, zoals scanners, monitoren en printers, wordt doorgegeven.

sRGB- deze scanmodus is alleen beschikbaar wanneer Magic Match is opgeroepen.

Grijs 256 tinten

Afbeeldingen die worden gescand in 8-bits grijstinten geven maximaal 256 grijstinten weer. Als geen kleur nodig is in de uiteindelijke gescande uitvoer, maar als wel kopieën van hoge kwaliteit worden gevraagd van foto’s of andere originelen in één kleur, is de modus grijstinten een goede keuze. De schijfruimte die nodig is voor het opslaan van afbeeldingen in grijstinten is ongeveer 1/3 van de ruimte die nodig is om 24-bits True Color-afbeeldingen op te slaan.

256 grijstinten geeft voor elke afzonderlijke pixel een nauwkeurige voorstelling van zwart en wit en alle tussenliggende tinten grijs. In feite zijn er precies 256 tinten, waarbij wit wordt vertegenwoordigd door de waarde 255 en zwart door de waarde nul. De 254 geleidelijk lichter wordende tussenliggende grijstinten worden voorgesteld door de 254 waarden van 1 tot en met 254.

Het getal 256 is twee tot de macht acht, er zijn dus voor elke pixel 8 bits aan gegevens nodig om de 256 tinten grijs te coderen. De prijs die hiervoor wordt betaald, is dat er voor elke pixel 8 bits aan gegevens nodig is. Een afbeelding in grijstinten is dus, als alle andere parameters gelijk zijn, 8 keer groter dan een lineart-afbeelding. Een afbeelding in grijstinten gebruikt meer geheugen en meer schijfruimte dan lineart- en halftoon-afbeeldingen. Afbeelingen in grijstinten zijn wel kleiner dan kleurenafbeeldingen..

Lineart Z/W

Afbeeldingen die worden gescand in 1-bits lineart geven alleen zwart of wit weer, geen andere kleuren of grijstinten. De lineart-modus is over het algemeen de beste keuze voor gedrukte tekst of pen-en-inkttekeningen. Aangezien voor elke pixel slechts 1 bit nodig is om zwart of wit aan te geven, is de schijfruimte die nodig is voor het opslaan van lineart-afbeeldingen slechts ongeveer 1/8 van de ruimte die nodig is om afbeeldingen in 8-bits grijstinten op te slaan.

256 kleuren

Afbeelding in adaptief 256-kleurenpalet. Als u deze optie kiest, kunt u de afbeelding in een 256-kleurenmodus scannen.

RGB- en CMYK-kleurenafbeeldingen zijn 24-bits kleurenvoorstellingen van het origineel. Omdat elke pixel 24 bits nodig heeft om kleureninformatie op te slaan, nemen 24-bits kleurenafbeeldingen meer geheugen en vaste schijfruimte in beslag. Deze informatie kan gereduceerd worden naar 16 bits, 8 bits en 4 bits waardoor de bestandsgrootte wordt verminderd. Een 256-kleurenafbeelding geeft maximaal 256 kleuren weer in plaats van miljoenen kleuren. In vergelijking met een 24-bits kleurenafbeelding neemt een 256-kleurenafbeelding minder geheugen en vaste schijfruimte in beslag.

Menu Info

Info scanner Liniaal tonen/verbergen Info
Toont informatie over de scanner Toont of verbergt de liniaal. Toont informatie over de versie

 

Selectiepijl

Met deze knop kunt u de gescande afbeelding onder elke willekeurige hoek roteren om afbeeldingen die scheef op de glasplaat van de scanner liggen, recht te zetten.

Kies dit hulpmiddel en klik op het voorbeeldvenster zonder de muisknop los te laten. Er verschijnt een pictogram waarmee u de afbeelding het gewenste aantal graden kunt draaien. Wanneer de rasterlijn gelijk loopt met de rand van de afbeelding, laat u de muisknop los.

Opmerking: Als u op dit hulpmiddel dubbelklikt, wordt de correctie ongedaan gemaakt en keert u terug naar de originele afbeelding.